Ten noordwesten van Béziers in de Haut-Languedoc vormen de laatste uitlopers van de Cévennes een natuurlijke bescherming tegen Atlantische invloeden. Dit microklimaat vormt samen met de hoogte (250 - 400 m) en de grondsoort een unieke combinatie, die eigenzinnige wijnen voortbrengt.
Net zo eigenzinnig als de wijnboeren zelf.
De grondsoort is "schisteus"een schilferende leisteensoort. De wortels van de wijnstokken moeten zich een weg naar beneden vechten, maar kunnen dan uiteindelijk putten uit een keur aan mineralen en water dat in de poreuze leisteen ligt opgeslagen. Deze mineralen geven de wijnen van dit gebied hun uitzonderlijke smaak.